Stijn Devillé
La dissection d'un homme armé

Stijn Devillé La dissection d'un homme armé

Stijn Devillé
La dissection d'un homme armé

Messcherp fileert La Dissection d’un Homme Armé drie moordverhalen uit de Belgische geschiedenis van de twintigste eeuw: een broedermoord in de loopgraven van 14-18, de aanslag op Julien Lahaut, en het lynchen van de tien Belgische paracommando’s aan de vooravond van de Rwandese genocide in 1994.

tekst & regie
Stijn Devillé
spel
Dirk Buyse, Kris Cuppens, Pieter Genard
dramaturgie
Els Theunis.

Over La Dissection

“Het huis waar ik woon, bij het Leuvense begijnhof, is precies honderd jaar oud. En op een vreemde manier bundelt het alles waar ik momenteel op het theater mee bezig ben.” zegt Stijn Devillé, “Het pand is één van de weinige in de binnenstad die de bombardementen van ’14 en ’44 hebben overleefd. Toen mijn ouders het als jong koppeltje midden jaren zestig kochten, verhuurden ze een leegstaande kamer aan Félicien Gatabazi, een jonge rwandees, die rechten studeerde. Madame, zei hij tegen mijn moeder, u zult later nog horen van Félicien Gatabazi. Hij hield woord. Zowat dertig jaar later, op 22 februari 1994 berichtte de VRT over de onlusten tijdens de Rwandareis van Willy Claes en hoe de gematigde Hutu-minister van sociale zaken en openbare werken Félicien Gatabazi vermoord werd door Hutu-extremisten. Een paar weken later werden 10 belgische para’s en 1 miljoen tutsi’s en gematigde hutu’s vermoord tijdens de snelste genocide ooit.

Een paar jaar na Gatabazi, woonde journalist Dirk Draulans in hetzelfde huis. In ’94 trok ook hij naar Rwanda om er over de schoonheid van de natuur en de gruwel van de mensen te berichten. En nu maak ik een theatervoorstelling die vertrekt vanuit dezelfde geschiedenis.”

In de theaterproductie La Dissection d’un Homme Armé, die hij maakte met Dirk Buyse, Kris Cuppens en Pieter Genard, plaatst auteur-regisseur Stijn Devillé drie persoonlijke getuigenissen tegen de achtergrond van de vaderlandse geschiedenis: de groote oorlog, de nasleep van WO II en de rwandese genocide. Telkens gaat het om een man die verantwoordelijk is voor de dood van een ander. “Ik wil het niet zozeer hebben over goed of kwaad, of schuld en onschuld, maar wel over het feit of u en ik ook in staat zijn tot moord en doodslag. Daarom stel ik mezelf de vraag onder welke omstandigheden een mens een ander kapot maakt. Probeer ik te peilen naar de eventuele gewetensnood van de moordenaar.” Soms is die er, soms ontbreekt ze, soms komt ze pas achteraf. De personages in de tekst bedienen zich dan ook van de technieken van de verdediging, presenteren zichzelf als het eigenlijke slachtoffer, als een martelaar bijna. Dat geeft de tekst een pervers tintje. “In dit media-tijdperk zijn we meesters geworden in het demoniseren. De zaken zijn eenvoudig: de ander is de slechte, niemand is nog te vertrouwen, alleen wijzelf zijn goed. In onze voorstelling willen we die gedachtegang even omkeren en radicaal op onszelf betrekken.”

Soms zit het onheil immers dichter dan je verwacht. Het middelste moordverhaal uit La Dissection handelt over de aanslag op Julien Lahaut, de communistenleider die tijdens de eedaflegging van Boudewijn riep “Vive La République” en een week later aan zijn voordeur werd neergeschoten. “De daders van die aanslag hebben gehandeld in opdracht van hogere kringen. Bovendien zijn ze gerecruteerd uit de verzetsgroep waarin ook ooms van mij actief waren. Nu blijkt ook dat één van die daders een oom was van mij. Dat brengt het gegeven akelig dichtbij.” Devillé ging praten met de familie. “Het is mij niet te doen om een afrekening. Ik wil gewoon proberen te begrijpen, een inzicht krijgen in het denken van de moordenaar. Bij Lahaut scheen de tijdsgeest heel bepalend te zijn, maar toch, het verklaart niet alles.” In het laatste verhaal heeft hij het over een broedermoord, ergens in de loopgraven in 1917. “Dat is voor mij het meest extreem denkbare, een broedermoord. Dat is bijna mythisch, Kain en Abel, zoiets. Met een broer heb je niet iets als de hiërarchische verhouding die een vadermoord tekent, of de passie van een gezinsdrama. Neen, je moet dus zoeken naar andere oorzaken. Naar motieven die bij de beesten af zijn. En toch herkenbaar. Voor mij is dat het wezen van theater maken. Een vertaling vinden voor die onderhuidse spanningen.

Hoe dieper Devillé in de omstandigheden van deze geschiedenis graaft, hoe menselijker het verhaal wordt. De kogelvrije vesten die de acteurs eerst droegen, worden een na een afgeworpen. Het blote bovenlijf van de moordenaar wacht op dissectie.
De Standaard, 2002.

Beluister de audioversie

In samenwerking met Klara (vrt) maakten Stijn Devillé en Els Theunis een bewerking van de tekst, met gebruik van oorspronkelijke nieuwsberichten, geluidsfragmenten en militaire radioverbinding. Deze radioversie werd op 9 mei 2003 voor het eerst uitgezonden.