Adriaan Van Aken
Dwaallicht

Foto: Greetje Van Buggenhout

Adriaan Van Aken
Dwaallicht

Laat het ons over de vrede hebben. Maar dan niet over vrede als toestand van rust en stilstand. Of over de tevrede(n)heid. Maar over de actieve vorm. Het vredesproces. Want in heftig onderhandelingsverkeer kan soms meer vrede schuilgaan dan in pakweg de aanblik van een boeddhistische monnik in volle meditatie.

Het is vooral op die manier dat Adriaan Van Aken en de zijnen tegen Willem Elsschots ‘Het Dwaallicht’ aankijken. En tegen Frans Laarmans, de ‘held’ van dienst. Die op weg naar huis drie zwarte mannetjes tegenkomt die vruchteloos de Kloosterstraat lopen te zoeken. Laarmans’ verwoede pogingen hen de weg uit te leggen in een Engels dat tekort schiet. Zijn besluit om de drie in eigen persoon naar de Kloosterstraat te begeleiden. Waar zij de knappe Maria Van Dam hopen te vinden. Het onderhandelen over het al dan niet aanschaffen van een ruikertje bloemen. En daarna over wie de bloemen betalen mag... Het is allemaal koren op onze molen. Al beseffen we natuurlijk dat de vrede en de vriendschap in Elsschots boekje steeds meer geperverteerd raken naarmate het verhaal vordert. Anders zou Elsschot Elsschot niet zijn. En BZB niet BZB.

Warre Borgmans, de Laarmans uit Van Akens versie, weet zich omgeven door een horde Antwerps schorriemorrie die alleen het einde van Elsschots wereldberoemde novelle gelezen lijkt te hebben. Waarin gelukkig een kanjer van een muzikale ingang verscholen zit... DOO WOP! En dat namens veeleer in rock’n’roll en avant-garde te situeren medemensen als Rudy Trouvé, Youri Van Uffelen, Gunter Nagels, Ephraïm Cielen en Tim Liebaert, die sinds de première van de voorstelling in 2010 door het leven gaan als de familie PASMANS.

tekst Willem Elsschot
concept & bewerking Adriaan Van Aken
regie Adriaan Van Aken & Stijn Devillé
spel Warre Borgmans
muziek Ephraïm Cielen, Gunter Nagels, Rudy Trouvé, Tim Liebaert & Youri Van Uffelen
kostuums Veerle Hasselman
techniek Thomas Verachtert
coproductie De Stad Van Elsschot

In de pers

"Ze hebben de melancholische novelle uit 1946 binnenstebuiten gedraaid en er een sfeervolle en spetterende voorstelling van gemaakt, afwisselend ruw, gechargeerd en ingetogen." (Eric Rinckhout in de Morgen)

"Donkerte troef dus, maar dat is buiten Adriaan Van Aken gerekend. De regisseur besloot om zijn volle aandacht op Elsschots humor te richten. Laarmans mag voor één keer de frivoliteit de vrije loop laten die hij anders onderdrukt. Enter Warre Borgmans, die een mooie balans vindt tussen Laarmans' kleinburgerlijkheid en de ironie die hem boven water houdt." (Eva Berghmans in De Standaard)

 

Videoclip die Cobra TV maakte van één van de tophits uit de Dwaallichtsoundtrack van de familie Pasmans.

"Het lijkt een radicale interpretatie van Elsschots novelle, maar ze klopt van begin tot eind. Dat vooral is het mooie aan de voorstelling. Ze werpt een heel ander licht op de eeuwige dromer Laarmans, de ongelukkige loser die strandt in berusting en verbittering." (Inès Minten in Theatermaggezien)

"Geschrapt uit het boek is er zeker. Wat overblijft, is goed voor anderhalf uur vertelplezier opgedeeld in 30 stukjes." (Jesse Vanhoeck op Cutting Edge)

"Braakland veronachtzaamt het vreemdelingthema niet, noch dat van de existentiële eenzaamheid, maar het is iets anders dat deze makers interesseert, meer dan de woorden, de looppas die eronder verscholen ligt. De muzikaliteit, de flow van het verhaal, soms up tempo, soms weids meanderend." (Liv Laveyne in Knack)

"Nergens dringt de respectvol geknipte bewerking een geactualiseerd standpunt op. Wie tussen de regels wil lezen, kan dat gerust doen; de rest kan complexloos luisteren en genieten van het meeslepende spel van de zes." (Evelyne Coussens in Zone03)

'Het Dwaallicht' (1947) is het laatste werk van Willem Elsschot, en komt ons voor als de epiloog voor de Laarmansgeschiedenis. Laarmans berust in zijn bekrompen burgerlijk leventje. Is hij tevreden met zijn schamel lot? Men heeft de indruk bij het begin van het verhaal: hij gaat zijn dagblad kopen, om zijn avond in de huiskamer te vullen. Maar zie, het is voldoende dat drie Oosterlingen hem de weg vragen naar een vaag adres van een havenschone, en het rijk van zijn droom gaat weer - op een kiertje - open. Urenlang doolt hij met de drie zeelui rond, tot hij onverricht ter zake naar huis keert, om er zich in de verveling op te sluiten. (uit 'Grote ontmoetingen - Willem Elsschot' van B.F. Van Vlierden)

Veruit het meest betekenisvolle moment in ons werkproces vond plaats toen wij op Google de woorden intikten van de liedjestekst die het slotakkoord vormt van Elsschots Dwaallicht, een lied dat Laarmans zich herinnert uit zijn kinderjaren: "Adieu, adieu, I can no longer stay with you, I hang my harp on a weeping willow-tree, and may the world go well with thee."

De novelle baadt sowieso in de mistroostige sfeer van ‘een ellendige novemberavond’, maar het is op het einde dat Elsschot er pas echt fel tegen aan gaat: "En nu vooral niet gaan kniezen, en niet mee naar Bombay, niet meer op zoek naar het nestje van Fathma, maar gauw naar huis met mijn krant om weer plaats te nemen in de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen, onuitsprekelijk." Wie zijn huisgenoten zonder pardon afschildert als 'zij die mij vervelen', kan bezwaarlijk een vrolijke frans genoemd worden.

Het lied waaruit het fragment afkomstig was, bleek echter ‘There is a tavern in the town’ te heten. Ontzaglijke schaterlach. Want het wekt de suggestie dat Laarmans niet op huis aan gaat na zijn dwaaltocht, maar alsnog naar zijn stamkroeg trekt, op zoek naar een derde borrel. En een vierde. Toen het lied op de koop toe een vrolijk doo wop-nummertje bleek te zijn - vierstemmig en compleet met handclaps en fingerclicks - was voor ons het bewijs geleverd dat we er goed aan hadden gedaan om het in onze theaterbewerking niet al te nauw te nemen met wat men doorgaans Elsschots 'cynisme' noemt. Die man valt beslist mee.

Eén van de meest betekenisvolle momenten in het werkproces vond plaats op een ellendige decemberavond, toen regisseur Adriaan Van Aken op een zoeksite op het internet de woorden intikte van de liedjestekst die het slotakkoord vormt van Elsschots Het Dwaallicht, een lied dat Laarmans zich herinnert uit zijn kinderjaren: "Adieu, adieu, I can no longer stay with you, I hang my harp on a weeping willow-tree, and may the world go well with thee."

Weemoedig, zo lijkt het. En zo klinken er nog wel meer ogenschijnlijk donkere noten door in Elsschots Het Dwaallicht. Wie zijn huisgenoten zonder pardon afschildert als 'zij die mij vervelen', kan bezwaarlijk een vrolijke frans genoemd worden. Toen echter het lied waaruit het fragment afkomstig was een vrolijk doo wop-nummertje bleek te zijn - vierstemmig en compleet met handclaps en fingerclicks – en het ook nog eens 'There is a tavern in the town' bleek te heten (wat fameus de suggestie wekt dat Laarmans niet naar huis gaat, maar alsnog naar zijn stamkroeg trekt om in de drank te vliegen) was het bewijs geleverd dat het ok was het niet al te nauw te nemen met wat men doorgaans Elsschots 'cynisme' noemt. En dat een goedgezinde versie van Dwaallicht geen kwaad zou kunnen. Aldus geschiedde.

Het is uit dit vrolijke slotnummer dat alvast de muzikale insteek van Dwaallicht komt. Voor het eerst in de geschiedenis van Braakland/ZheBilding kregen de muzikanten een opdracht mee: “ga op zoek naar de muziek van deze voorstelling in de sfeer van doo wop en barbershop”.

De schoonheid is dat Youri Van Uffelen voor de soundtrack van de strip-met-soundtrack ‘Over naar jou’ al een dergelijk nummer gemaakt had, “Everything Clears” genaamd. Met Rudy Trouvé als leading vocal, hijzelf als parlandostem en Ephraïm Cielen en Tim Liebaert in het koortje. Een erg geslaagd werkstuk dat close harmony-zingen subtiel de eenentwintigste eeuw binnenloodst.Het is ook dat nummer dat tot de samenstelling van de Dwaallichtmuzikanten heeft geleid. Mensen die veeleer in postpunk, rock-’n’-roll en avant-garde te situeren zijn. Mensen met een frisse kijk op de zaak. Die vier hebben we nog aangevuld met Gunter Nagels (Prima Donkey, Donkey Diesel,...) omwille van zijn schrapend stemgeluid, zijn accordeonspel en zijn verfrissende ideeën en invalshoeken.Vijf muzikanten dus. Die Warre al musicerend van het nodige tegenspel voorzien. Zij representeren in de voorstelling de autochtone bevolking van Antwerpen. Die door Elsschot niet meteen als lieverdjes wordt afgeschilderd. Behalve hun afkomst hebben de vijf ook hun uiterlijk mee voor deze taak. Als rasecht Antwerps schorriemorrie zien ze er uit. Omdat ze dat ook zijn allicht.

De input van de muzikanten is groot geweest. Ze hebben de voorstelling behalve van goedgezinde doo wop-klanken ook van extra dramaturgische insteken voorzien. Die met veel dank aanvaard werden.Zo smokkelden ze een cover binnen in de voorstelling (dat moet de eerste keer ooit zijn). En wat voor één! ‘Tanz der Mussolini’ van D.A.F. Een nummer uit de punk- en new wave-sfeer van begin jaren ’80, waarin opgeroepen wordt om verschillende dansen te dansen. Maar dan niet de ‘wals’ of de ‘tango’, maar wel de ‘Mussolini’, de ‘Adolf Hitler’, de ‘Jezus Christus’ en ‘der Tanz der Communismus’.

Die laatste dans vangt alvast de geschrapte passage over het communisme (de godsdienst zonder god) op. Maar het in één adem vernoemen van Mussolini, Hitler en Christus, is hetgene dat echt bijblijft in het nummer. In de voorstelling wordt precies op de tonen van dit lied het heikele gesprek tussen Laarmans en de drie Afghanen over ‘geloof’ gevoerd. Het is een van de momenten dat je het scherpe randje van BZB’s theaterbewerking voelt. Ook niet te onderschatten is de passage die erop volgt. Laarmans en de drie zwartjes verlaten het café van Kortenaar en Ali besluit om de bloemen (die voor Maria Van Dam waren bedoeld) aan het meisje te geven dat haar kind zit te zogen. Een allusie van Elsschot op de aanbidding van Maria en kindje Jezus door de drie wijzen uit het oosten. En volgens Elsschot zowat het centrale beeld van het boek. Daar immers wordt Maria in zekere zin wel gevonden. En ze blijkt hoer noch heilige. Ze is een vrouw van vlees en bloed. Een moeder. Met een kind. Veel universeler kan een beeld niet zijn...Maar ook daar schuiven de muzikanten een bijzonder muziekje (van eigen makelij dit keer) onder, dat ‘Couche, couche’ heet en over ene Fatima gaat. De naam van de tegenhanger van Maria in de Islam. Al roept de rest van de tekst nog heel andere referenties op.

Helaas moesten ook een aantal fantastische nummers sneuvelen, om het evenwicht tussen tekst en muziek te behouden. Gelukkig houden de vijf Antwerpenaren de gesneuvelde nummers wel op hun repertoire, dat te horen is in de Jolly Joker en allicht ook binnenkort op een gloednieuwe Dwaallicht-cd!

Namens de muzikanten volgt hier nog een lijstje van inspiratiebronnen die ze hebben aangeboord bij het creëren van hun muziek. Muziek die dus (op D.A.F. na) allemaal van eigen hand is, iets dat we nogal willen benadrukken, omdat het vooral in de doo wop-nummers referenties naar bestaande liedjes régent. Iets wat heel eigen is aan dat genre.

west end blues – wally cox – ernst bush – the hoosier hot shots – big dave reniers – the ramblers – deutsch amerikanische freundschaft – mothers of invention – the ink spots – comedian harmonists – the cheap suit serenaders – the louvin brothers – orlandus lassus – bonzo dog band – 2 pale boys – the rivingtons – the clovers – the jesters – the ravens – the penguins – the marcels – the pasmans family