De mening van Stijn Devillé

vier opiniestukken in DS Avond

Stijn Devillé lijdt een weekje aan meningitis, met elke dag een straf opiniestuk in DS Avond. Lees ze hier allemaal en onverkort.

 

 

Tijdens mijn zwemuurtje afgelopen zaterdag moest ik de hele tijd denken aan Ronald Reagan, Johan Van Overtveldt en Margaret Thatcher. En hun goeroe Milton Friedman. Dat kwam zo.

Ik ben een grage zwemmer. Elk weekend trek ik met mijn kinderen naar het gemeentelijk zwembad. En terwijl zij les volgen (en intussen ook al lesgeven) bij de club, ga ik trimzwemmen. Minstens één kilometer, soms haal ik er twee. Het doet me goed. Gedragen worden door het water. Het hoofd leegmaken. Bewust ademhalen. Alle spieren inspannen, van mijn vingertoppen tot mijn tenen.

Er waren nooit zo weinig publieke zwembaden in Vlaanderen als vandaag. Tweehonderd negenennegentig. In 1995 waren dat er nog 486. Dat wil zeggen dat er op dik twintig jaar 187 baden zijn gesloten, dat is 40 percent. Om de paar jaar vraagt kamerlid Kurt De Loor de cijfers eens op bij de minister van Sport.

En die cijfers gaan dus alleen maar achteruit. In 2004 nog 359, in 2013 was het gezakt naar 311 en nu dus naar 299. Daarvan zijn er precies 100 in private handen, de rest zijn openbare baden. Zesentwintig openluchtbaden en 173 overdekte baden, zoals waar ik mijn baantjes trek.

Waarom publieke baden sluiten, is heel simpel. Ze openhouden is te duur geworden. ‘Redenen zijn onder meer de grote onderhouds- en renovatiekosten,’ zegt De Loor in De Standaard.

Maar klopt het dat een zwembad openhouden vandaag verhoudingsgewijs zoveel duurder is dan in 1995? Of speelt er iets anders? Meten we de gemeenschapsvoorzieningen aan een andere maatstaf dan twintig, dertig jaar geleden? Draaide een voorziening toen om zijn maatschappelijk nut en vandaag om zijn economisch rendement?

Voorziening is een ouderwets woord. Het betekende dat we iets voorzagen. Dat schijnen we nog weinig te doen. We rekenen op snelle winst, op rendement, maar veronachtzamen de langetermijneffecten. Er is bijvoorbeeld steeds meer overgewicht, er zijn steeds meer hart- en vaatziekten, steeds meer ruglijders. Zou er pakweg een verband zijn tussen de stijgende gezondheidskosten (al is het maar voor een fractie) en het dalende aantal zwembaden? En wat met ons welbevinden? De sociale interactie?

Zo ergens tussen de 1500 en de 1800 meter moest ik dus denken aan Ronald Reagan. Tijdens een verkiezingsdebat op een openbare zender in 1980 wou Reagan het woord niet afgeven. ‘I’m paying for this microphone,’ zei hij tegen de moderator. Daarmee introduceerde hij een eenvoudige economische logica, die we almaar normaler zijn gaan vinden: openbaar bezit is hetzelfde als privébezit. Iets wat je kan kopen en verkopen.

Eenmaal president, kon Reagan de microfoon dus gaan verkopen. Openbaar bezit schatten we niet meer op zijn maatschappelijk nut, maar op zijn economisch rendement. En dus sluiten we zwembaden, omdat ze centen kosten. Het is een ijzeren logica. In navolging van de ijzeren lady. Die zei immers: ‘There is no such thing as society.’ Ik zwom nog even verder.

Thatcher en Reagan haalden hun mosterd bij Milton Friedman, de messias van de vrije markt. In volle financiële crisis bracht Johan Van Overtveldt een soort hagiografie uit van de man. Ik besloot te gaan douchen.

Tijdens het afdrogen bedacht ik me plots hoe raar het is, dat een identitaire partij als N-VA, die van een gemeenschap der Vlamingen droomt, zo gemakzuchtig de afbraaklogica van Friedman, Reagan en Thatcher nabauwt. Ik fietste met de kinderen huiswaarts. Het regende.