Als voetbalploegen zonder elftal

Kunstenaars die in loondienst werken en een eerlijk loon verdienen, zo raar moet dat toch niet zijn, schrijft Stijn Devillé vandaag in De Standaard. Nu zijn theaterhuizen al te vaak als voetbalploegen zonder elftal. Lees hier zijn (en onze!) opinie.


ᴀʟꜱ ᴠᴏᴇᴛʙᴀʟᴘʟᴏᴇɢᴇɴ ᴢᴏɴᴅᴇʀ ᴇʟꜰᴛᴀʟ

Deze week worden de replieken behandeld die de kunstenorganisaties indienden na het voorlopige advies over hun subsidieaanvraag. Die voorlopige adviezen kwamen bij een hoop organisaties hard aan, omdat ze een negatief advies hadden gekregen of een advies ‘positief buiten budget’. Maar zelfs wie ‘positief binnen budget’ valt, is vaak niet zo gelukkig. Er is simpelweg te weinig geld voor die vele organisaties die goed werk leveren, dat is de catch-2022. Het maakt het werk van de commissies erg ondankbaar. Eigenlijk halen zij de kolen uit het vuur voor de politiek.

Het is de afgelopen weken vaak gegaan over het voortbestaan van belangrijke theaters in Vlaanderen. Waarover het opvallend stil bleef, is het voortbestaan van de kunstenaars. Want waar haast niemand bij stilstaat, is dat onze theaters verworden zijn tot voetbalclubs zonder voetballers. Er zijn wel trainers, kinesisten, greenkeepers en marketeers, maar spelers op het veld? Die charteren we wel per speeldag. In het beste geval met een contract voor een week of tien.

Op 28 maart, toen de preadviezen werden bekendgemaakt, startten we bij Het nieuwstedelijk met de repetities van een nieuwe productie. Een voorstelling met een stevige, jonge ploeg: tien acteurs, voor wie het veelal hun eerste professionele ervaring is. We waren allemaal zenuwachtig. Angstvallig hielden we onze mailbox in het oog, hopend op een positief advies binnen budget. Dat kregen we. Maar de jonge spelers bleven de hele dag whatsappen met studievrienden en collega’s om zo snel mogelijk een beeld te krijgen van wat er van het theaterlandschap zou resten: welke gezelschappen halen het en welke niet? Wat blijft er over van onze kansen op de arbeidsmarkt? Dat was de teneur. Waar is onze toekomst?

ʜᴀᴠᴇɴᴀʀʙᴇɪᴅᴇʀꜱ

De overflexibilisering van de kunstensector heeft ertoe geleid dat acteurs een veelheid aan jobs en jobjes moeten combineren: een onbetaalde repetitieperiode van twee maanden, met het vooruitzicht op een paar betaalde voorstellingen, wat stemmenwerk voor commercials, een gastrol in een tv-reeks (drie betaalde draai­dagen, joehoe!), wat lesgeven, tussendoor stempelen. In periodes waarin het hen voor de wind gaat, hossen ze van hot naar her, waardoor de focus op het artistieke werk verwatert, op andere momenten is het speuren naar werk of bedelen om een opdracht. Het was precies wat actrice Sara De Roo aanklaagde tijdens haar State of the Union op het Theaterfestival in 2018. Toen al. Corona moest nog komen.
Vanaf 2019 weerklonk een sectorbrede oproep tot fair practice en fair pay voor artiesten. Een mooi initiatief, kun je zeggen. Maar tegelijk schrijnend dat je in een welvaartsstaat vandaag nog actie moet voeren voor een eerlijk loon. Zeker in een gesubsidieerde sector. Toch blijkt die fair practice zich te beperken tot freelance arbeid. Een vaste job – zelfs deeltijds – lijkt voor een kunstenaar zo goed als onbestaande. Zelfs in theatercollectieven (waar ze hun eigen baas zijn) hebben artiesten geen vast contract. Dat is onbetaalbaar, klinkt het dan.

ᴇᴇɴ ᴘᴏᴅɪᴜᴍᴋᴜɴꜱᴛᴇɴᴀᴀʀ ʜᴏᴇꜰᴛ ᴇᴄʜᴛ ɴɪᴇᴛ ᴛᴇ ᴅᴏᴘᴘᴇɴ ᴏᴍ ᴀʀᴛɪꜱᴛɪᴇᴋ ꜱᴄʜᴇʀᴘ ᴛᴇ ꜱᴛᴀᴀɴ

Stel je eens voor dat je dat voor eender welke andere categorie van job zou zeggen. Onbetaalbaar blijkt het overigens alleen voor de theatersector. Zelfs in de klassieke muziek en de dans kennen we in Vlaanderen drie volledige symfonische orkesten en twee dansensembles. Met artiesten in vaste loondienst. Daar gaat het argument van de betaalbaarheid blijkbaar niet op. Maar ensembles in het theater? Dat zijn er dus nul.

We hebben van onze acteurs flexwerkers gemaakt, die als havenarbeiders in de shop, hopen op afroep aan de slag te kunnen. En wie niet wordt afgeroepen, begint dan maar met de moed der wanhoop zelf: schrijven, regisseren, spelen, produceren, verkopen, zonder projectsubsidie, maar met een beetje ‘dop’. Uiteindelijk richten ze zelf een vzw op, die een betaalde zakelijk leider in dienst zal nemen. En zo beginnen we van voren af aan.

We zijn het normaal gaan vinden dat artiesten op de eerste werkdag van een project alvast om hun C4 beginnen te vragen, om gehannes met de RVA te vermijden. We zijn het normaal gaan vinden dat we kunstenaars behandelen als dagloners, die om de eindjes aan elkaar te knopen, van opdrachtje naar opdrachtje hoppen, van werkgever naar werkgever. We zijn het normaal gaan vinden dat we onze kunstenaars gemarginaliseerd hebben tot de sluitpost op de begroting van onze kunstenhuizen.

En toen kwam corona. En gingen de theaters dicht. Stonden de freelancers in de kou.

ʜᴀᴠᴇꜱ ᴇɴ ʜᴀᴠᴇɴᴏᴛꜱ

Met Het nieuwstedelijk dienden we op 1 december een plan in waarbij we twintig podiumkunstenaars uitzicht geven op een meerjarig engagement, voor minstens zeven maanden per jaar. Dat komt overeen met 0,58 VTE. We zoeken daar deels geld voor in de markt, maar vragen ook van de Vlaamse overheid een inspanning. Onze beoordelingscommissie vindt het een mooi idee, looft dat we onze artiesten perspectief willen bieden. Maar als we twintig artiesten uitzicht geven op een meerjarige job van 0,58 VTE, dan creëren we in de sector ‘een beeld van haves en havenots’. Zo staat het in het advies. Haves en havenots. Iemand met een contract van 0,58 wordt als een have beschouwd. En dat valt te vermijden, dus verkiezen we een kunstenveld dat volledig bestaat uit havenots. We zijn het normaal gaan vinden.

Ik wil het de commissie niet verwijten. Zij moet met veel te weinig geld een vruchtbaar kunstenlandschap in leven houden. Dit is dan ook een oproep aan de politiek. Neem je verantwoordelijkheid. Het is nog niet te laat. Wees ambitieuzer dan dit gekrabbel in de marge. We hebben het ocharme over 0,27 procent van de Vlaamse begroting.

Het is ook een oproep aan onze collega’s om samen na te denken over hoe we duurzamer kunnen omgaan met onze artiesten. In het verleden leidden ensembles zogenaamd tot mak en verbeeldingsloos theater. Terwijl Internationaal Theater Amsterdam en Rosas, toch de twee internationaal succesvolste spelers uit ons taalgebied, bogen op hun straffe ensemblewerk. Een podiumkunstenaar hoeft echt niet te doppen om artistiek scherp te staan.
Natuurlijk zullen mensen zich de vraag stellen of het in tijden van budgettaire krapte wel het moment is om een groot gebaar te doen naar de individuele kunstenaar. Maar als het na twee jaar coronacrisis, waarbij de freelance podiumkunstenaars hun inkomen zagen verdampen, nog steeds niet het moment is om iets aan hun verloning en hun statuut te doen, wanneer dan wel?

ꜱᴛɪᴊɴ ᴅᴇᴠɪʟʟᴇ
ᴛʜᴇᴀᴛᴇʀᴍᴀᴋᴇʀ ᴇɴ ᴛᴏɴᴇᴇʟᴀᴜᴛᴇᴜʀ ɪɴ ᴠᴀꜱᴛᴇ ʟᴏᴏɴᴅɪᴇɴꜱᴛ ʙɪᴊ ʜᴇᴛ ɴɪᴇᴜᴡꜱᴛᴇᴅᴇʟɪᴊᴋ.